Afwerken van een gevelisolatiesysteem, wat zijn de mogelijkheden?
Het ‘systeem’
Een ETICS OF gevelisolatiesysteem wordt steeds als een geheel aangeboden. Alle componenten van het systeem worden op elkaar afgestemd, waardoor het gebruik van componenten van verschillende fabrikanten uit den boze is. Kwaliteit en duurzaamheid kunnen enkel gegarandeerd worden indien het systeem toegepast wordt zoals beschreven in de ATG.
Het ‘systeem’ omvat volgende onderdelen:
- De lijm of kleefmortel voor het vastmaken van de isolatieplaten aan de ondergrond.
- Het isolatiemateriaal in plaatvorm met verschillende mogelijke randafwerkingen.
- Eventuele mechanische bevestigingsmiddelen die een voorlopige of definitieve bevestiging van de isolatie aan de ondergrond verzekeren.
- De wapeningslaag (bestaande uit een grondlaag en een wapeningsweefsel) om de mechanische sterkte te verzekeren en de thermische spanningen over de grondlaag te verdelen.
- Eventueel een tussenlaag in de vorm van een kwartsgevulde hechtingsprimer die naar wens kan worden gepigmenteerd.
- Een afwerklaag uit acrylaatdispersie, siliconenhars, silicaat of mineraal gebonden pleister.
- Eventueel een verflaag (meestal op dezelfde basis als de afwerklaag) om de afwerklaag tegen veroudering en vervuiling te beschermen. Donker en intensief gekleurde sierpleisters verdienen de aanbeveling overschilderd te worden voor het bekomen van een uniform uitzicht en een betere kleurstabiliteit.
- Accessoires zoals een sokkel, hoekweefsel, pluggen, aan –en afsluitprofielen, afdichtbanden, montage-elementen, …
Ter verbetering van de eindstructuur en een betere en meer duurzame hechting van de afwerkingspleister kan, afhankelijk van het type pleister en volgens advies van de leverancier, het voorstrijken van de wapeningslaag worden aanbevolen. Het voorstrijkmiddel kan meestal in dezelfde kleur als die van de afwerkingslaag geleverd worden.
Afwerken met decoratieve pleister
Na ten minste 48 uur, in elk geval pas nadat de wapeningslaag of de voorstrijklaag volledig is gedroogd, kan men de sierpleister naadloos aanbrengen. Tijdens het aanbrengen en het drogen mag de laag niet worden blootgesteld aan regen, felle wind of extreem hoge luchtvochtigheid. Om geen zichtbare aanzetplaatsen te veroorzaken, is het noodzakelijk dat een decoratieve pleister in één beweging, nat in nat, wordt aangebracht wordt. De volgorde en de wijze waarop structuur gegeven wordt, bepalen in hoge mate het uitzicht van de gevel.
Afwerken gebeurt met:
- Dunpleister: deze wordt hetzij handmatig met roestvrij stalen gereedschap, hetzij machinaal op korreldikte op de gevel aangebracht. Met behulp van lichtdraaiende bewegingen met een (kunststof) spaan kunnen we de korrels daarna op hun plaats aanbrengen.
- Krabpleister: over het algemeen wordt aanbevolen om de wapeningslaag in dit geval voor te natten. Krabpleister wordt in een dikte aangebracht van 10 tot 15 mm, waarvan ongeveer 2 tot 3 mm worden ‘weggekrab’t. Dit krabben gebeurt met een speciale spijkerborstel (of ‘krabijzer’) na voldoende aanvangsharding en voordat het pleister te hard wordt.
- Andere pleisterafwerkingen: naast dunpleister en krabpleister worden de laatste jaren steeds meer pleisterafwerkingen toegepast waarbij tectuur en kleur van het oppervlak variëren. Voor het toepassen en verwerken hiervan wordt verwezen naar de voorschriften van de leverancier.
- Alternatieve afwerkingen zoals tegels of steenstrips zijn ook altijd mogelijk. Ook hier moeten de verwerkingsvoorschriften van de leverancier strikt worden gevolgd.
De droogtijd bedraagt, afhankelijk van de weersomstandigheden en het type pleister, tenminste 24 uur.
Afwerking onder het maaiveld
Het is niet aangeraden om een decoratieve bepleistering te plaatsen tot op de grond. Het plaatsen van een plint in gevel- of natuursteen of speciale pleister voor plintbereik geniet de voorkeur. Het gedeelte van het systeem dat zich uiteindelijk beneden het maaiveld zal bevinden, evenals de onderkant van het gemonteerde systeem, moeten ter bescherming tegen de inwerking van vocht geheel worden behandeld met twee lagen van een duurzaam vochtwerend preparaat. Let er wel op dat het systeem niet wordt aantast en het preparaat koud kan worden verwerkt. De lagen moeten na elkaar, dus niet ‘nat in nat’, worden aangebracht. De bescherming moet tot boven het maaiveld aangebracht worden. Aanaarding mag pas worden uitgevoerd als het vochtwerende preparaat volledig droog en uitgehard is.
Visuele vereisten
(Sier)pleister is voor de vormgeving van geveloppervlakken een vaak gebruikt bouwproduct. Bepleisteringen onderscheiden zich door een buitengewoon grote verscheidenheid aan structuren, vormen en kleuren. De ambachtelijke verwerking geeft hen een karakteristiek, individueel uitzicht. Pleisterwerk is bovendien de ideale bescherming voor gevels tegen weersinvloeden. Voor hoogwaardige bepleisterde oppervlakken bestaat er tegenwoordig een groot aantal beproefde soorten bovenpleister op basis van uiteenlopende bindmiddelen. Ze onderscheiden zich van elkaar door de verschillende drogings- en verhardingsmechanismen. Hun gedrag onder invloed van vocht is eveneens verschillend. Een overzicht van de meest gebruikelijke soorten bovenpleister:
Mineraalpleister
- Drogings-/uithardindingsmechanismen: cementhydratatie en carbonisatie van kalk; verdamping van het watergehalte
- Gedrag onder invloed van vocht: zonder bijkomende bekledingslaag (verflaag) kan er tijdelijke vlekkenvorming/ tintwijziging optreden bij beregening.
Silicaatpleister
- Drogings-/uithardindingsmechanismen: silicificatie van het waterglas en verdamping van het watergehalte.
- Gedrag onder invloed van vocht: zonder bijkomende bekledingslaag (verflaag) kan er tijdelijke vlekkenvorming/ tintwijziging opreden bij beregening.
Siliconenharspleister
- Drogings-/uithardindingsmechanismen: filmvorming en verdamping van het watergehalte.
- Gedrag onder invloed van vocht: natte oppervlakken/zones tekenen zich enkel af door een uiteenlopende glansindruk die na drogen terug verdwijnt.
Dispersiekunstharspleister
- Drogings-/uithardindingsmechanismen: filmvorming en verdamping van het watergehalte.
- Gedrag onder invloed van vocht: natte oppervlakken/zones tekenen zich enkel af door een uiteenlopende glansindruk die na drogen terug verdwijnt.
Schilderen van het sierpleister
Gevelisolatiesystemen kunnen afgewerkt worden met een verfsysteem. Uit garantieoverwegingen is het raadzaam een systeemeigen verf toe te passen (zie verder). Veelal wordt gekozen voor een afparelende en vuilwerende verf. Het voordeel is dat de stelling en beschermingsfolies reeds aanwezig zijn, waardoor de kosten beperkt blijven in vergelijking met schilderen bij een onderhoudsbeurt. Het correct schilderen van de sierpleister zal de homogeniteit van de kleur (in het bijzonder donkere kleuren) ten goede komen. De verflaag fungeert immers als een beschermende coating die de wateropname van het sierpleister en de inwerking van UV-straling beperkt. Deze optionele afwerking voorkomt ook snelle vuilaanhechting en heeft een gunstig effect op de onderhoudsfrequentie, waardoor het verouderingsproces vertraagt.
Eigentijdse look
Op eender welk moment kan beslist worden om een (voldoende uitgedroogde) sierpleister te schilderen. Dikwijls gebeurt dit naar aanleiding van een geplande onderhoudsbeurt of bij herstelling van de gevel. Dit maakt deel uit van een normaal onderhoud van een ETICS. Wanneer een ETICS verschillende malen een onderhoudsbeurt heeft gekregen zonder toepassing van bijkomend schilderwerk, dringt het verven van de buitengevel zich op. Het schilderen van het sierpleister kan het gebouw een nieuwe, eigentijdse look geven. Uiteindelijk zal dit alles resulteren in een gevel die langer proper blijft.
Waterdampdoorlaatbaarheid
De keuze van het verfsysteem wordt bepaald door de componenten van het toegepaste systeem. De waterdampdoorlaatbaarheid van de verf moet hier namelijk op afgestemd worden. Het pleistersysteem moet voldoende waterdampdoorlaatbaar zijn zodat vochtaccumulatie tussen de verschillende lagen en de isolatie vermeden wordt. Bij elke gegeven temperatuur kan de lucht slechts een maximaal gehalte aan vocht opnemen. Bij een voldoende waterdampdoorlaatbaarheid blijft de waterdampdruk onder het dauwpunt, en ontstaat er geen condensatie. Het criterium voor de ATG is hierbij dat de gemiddelde equivalente luchtlaagdikte μd kleiner of gelijk is aan 2 m. Bij buitengevelisolatie bevindt de isolatie zich sowieso aan de buitenzijde van de gevelopbouw. Hierdoor worden grote temperatuurschommelingen in de gevelopbouw sterk gereduceerd en wordt het risico dat het dauwpunt in de gevelopbouw optreedt, beperkt.